imagination starts here

donderdag 20 april 2017

Wil van het Volk - verhalen bundel 2018

Hieronder een stukje van een kort verhaal. Uit een volgend jaar uit te brengen bundel 'Binnenpretjes'. 


Wil van het volk


Tante Pollewop wist het niet precies. Nu had ik geen haast dus luisterde ik gewoon even naar wat ze eigenlijk wilde. De man achter de toonbank gaf niet op en dook wederom zijn magazijn in om er nu met een setje dievenklauwen uit tevoorschijn te komen. “Deze moeten in de zijkant van de deur gezet worden. En deze ringetjes in de deurpost.” “Hoe dan?...Ik ken dat niet...Kennen jullie dat niet doen?” “Nee...nee...” De man zuchtte en pakte zijn sjekkie uit zijn mondhoek. Het rook altijd naar sigarettenrook in deze ijzerhandel maar ik heb dat sjekkie nog nooit zien branden, al hangt het steevast in zijn mondhoek. Misschien ging hij het nu aansteken?
Nee. Hij haalde zijn schouders op. Ik moest maar eens ingrijpen. “Ik kan dat wel doen. Ik ben klusjesman.” Zo zag ik er ook uit. Werkkleren, onder de verfvlekken en een gereedschapskoffertje naast me op de grond. Ik heb dit niet bedacht. Soms ben je gewoon gecast in de juiste film. Tante Pollewop geloofde me ook meteen. “Wat kost dat dan?” ”Ah ik ben niet duur.. zeventien euro per uur en ik ben daar hoogstens twee uurjes mee bezig.” “ Ok… hoe doen we dat dan?”


Twee dagen later belde ik aan bij ‘Agate’. Zo stond ernaast de bel. Is dat haar voornaam of haar achternaam? “Ja?” “Het is Wim , de klusjesman.” “ Kom verder, het is één hoog, deur rechts.” Het licht bleef uit in het trappenhuis. De betreffende deur werd geflankeerd door een lachende boeddha van gegoten cement. Die had ik niet verwacht maar verder was er weinig te lachen. ‘Pas op voor de hond’ stond er op de deur en verder 4 sloten. Geluid van rammelende  kettingen en opendraaiende sloten en daar stond Tante Agate. Geen hond te zien.

zondag 19 februari 2017

Informatie roman 'Mona Pelagia'



Dit jaar ga ik mijn boek 'Mona Pelagia' uitwerken tot filmscript om er vervolgens mijn eerste speelfilm van te maken. Het zal een a-typisch Nederlands product worden. Een tamelijk bizarre film maar met een 'happy end'. Nu op zoek naar een filmproducent.

Informatie en samenvatting 'Mona Pelagia'.


Mona Pelagia‘ is de samenvoeging van de eerste woorden van Mona Lisa, de naamvan het bekende schilderij van Leonardo Da Vinci, en Pelagia Noctiluca, een type kwal die bioluminescent is. Bioluminescentie is een eigenschap van organismen om zelf licht te geven. Licht geven en licht zijn is - metaforisch gezien - de meest verheffende eigenschap van de mens. Een eigenschap die ik graag benadruk maar niet zonder kritisch te kijken naar de menselijke ambitie die de mens soms de duisternis in drijft. Ambitie vereist moraal: verbinding met elkaar en de wereld rondom.
‘Mona Pelagia’ is een humoristisch, fantasierijk en maatschappijkritisch boek. Het is de naam voor een genetisch kloonexperiment dat uitgevoerd wordt door de hoofdpersoon Rupert Sonderland, een steenrijke, hyperintelligente, wat autistische maar zeer gevoelige ‘loner’ die nog thuis bij zijn ouders woont. Nadat hij het ouderlijk huis uit gezet wordt door zijn vader, wordt Rupert voor het eerst van zijn leven, als zesentwintigjarige hevig verliefd op een vrouw. Deze vrouw doet hem denken aan de mysterieus glimlachende Mona Lisa. Ze wijst zijn onhandige amoureuze toenaderingen echter resoluut af omdat hij een onaangepaste, wereldvreemde indruk op haar maakt.

Uit frustratie besluit hij haar te klonen uit een stukje huid dat hij van haar bemachtigd heeft. Hij is bang dat zijn creatie - net als alle mensen - zal vervallen en seksueel onaantrekkelijk voor hem wordt. Hij tracht de veroudering van zijn creatie te controleren, door een bepaalde eigenschap die kwallen hebben in zijn kloon in te bouwen, door middel van DNA recombinatie. Kwallen kunnen hun groei (en volgens Rupert, hun leeftijd en dus ook het verval) reguleren door de hoeveelheid voeding die ze tot zich nemen. Een misvatting natuurlijk ingegeven door diens obsessieve verliefdheid en het gaat dan ook mis. Behoorlijk mis maar Rupert heeft - hoewel hij een zonderling is - een hart van goud en komt tot inkeer. Hij gebruikt zijn geërfde familievermogen om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn obsessieve dwalingen. Zowel in persoonlijke als in maatschappelijke zin.

‘Mona Pelagia’ is een psychologische ontwikkelingsroman en een ‘coming of age’ drama. De stijl waarin ‘Mona Pelagia’ is geschreven is verbeeldingsrijk, humoristisch en hedendaags. Het verhaal bevat science fiction-, seks- en horrorelementen. Het heeft een wisselend vertellersperspectief. Soms zit je als lezer in de razende gedachtestroom van de hoogsensitieve Rupert, soms neemt de ‘alwetende verteller’ het over.

Het is mijn bedoeling de lezer dichtbij de hoofdpersoon te houden, al doet de hoofdpersoon soms bizar en is de combinatie van genres en stijlen experimenteel te noemen.

Thematisch is ‘Mona Pelagia’ een rijk geschakeerd boek waar ik in een filmversie een aantal zal moeten laten vallen: de film wordt eenvoudiger. Het motto is van Osho, Bhagwan Sri Rajneesh, de bekende goeroe naar mijn menig een grappige en wijze man die een enorme rijkdom vergaarde maar niet gehecht was aan materie, zegt men. Hij heeft vele mensen verbonden in spirituele zin. Een ambitie waarin ik mij kan vinden.

Met het schrijven van dit boek hoop ik met humor en verbeeldingskracht bij te dragen aan een betere wereld.

Mona Pelagia, roman 1, een fragment:

Langzaam waaieren de slierten van de mantel, als een kapot gewaaide paraplu, uitéén in rode, paarse en blauwe kleurtinten. Aan de rafelranden van de paraplu bungelen fonkelende, witte en blauwe sterretjes. De bijna niet zichtbare beweging, de traagheid en de pracht van de kleuren zijn van een onaardse schoonheid. Alsof je via de meest krachtige telescoop een blik wordt gegund in de verre uithoeken van het universum. Je mag kijken naar de beweging van ongeziene nevels van sterren waar alles elkaar lijkt aan te trekken of weer af te stoten. Maar het is onmogelijk om te onderscheiden wat van je af beweegt en wat naar je toekomt. Je weet niet meer wat massa is en wat kleur. Kleur, licht en massa zijn niet meer te onderscheiden en lijken één. Heeft kleur gewicht? Is massa licht? Het doet er niet toe. Jij bent één met de massalichtkleur.
Rupert is weer thuis en heeft zijn neus tegen de wand van het aquarium aangedrukt.

zondag 5 februari 2017

blz 42, MONA PELAGIA, roman 1



Hier rechts… daarna de brug over… god, dit schiet niet op dit wandelen… het is wel zaak nu bij de les te blijven… de hoofdzaken van de bijzaken onderscheiden… we hebben wat boodschappen te doen en… godver daar gaat mijn foon… het is mam… heb ik daar nu tijd voor?... ja ok, ik loop hier ook maar… ik kan ondertussen wel bellen...

‘Mam! Sorry dat ik niet eerder belde. Hoe is...’

‘Papa heeft een hersentumor. Hij heeft een epileptische aanval gehad, die blijkt door een...’

Het verkeer over de Kinkerbrug verstomt tot een zacht geruis... in de verte begint een machine heipalen in de grond te beuken… het gedreun komt alras dichterbij… naarmate het mechanische lawaai dichterbij komt vertraagt het verkeer van normaal via slomo tot stilstand… de lucht kleurt tot een metalig grijs… evenals de gebouwen en de straten… alles verandert in een donkergrijsblauw metaal en alles komt tot stilstand… Everything is coming to a Grinding Halt van The Cure… het gedreun van het heien gaat via een crossfade over in het gebeier van een grote kerkklok… bim bam…


‘Rupert…?’

‘Mama… wat gebeurt er?....’

Mijn stem klinkt als een krakende kerkdeur…
‘Je vader voelde zich gisteravond niet goed en...'
'De klokken luiden!... the holy hour!'
'Wat?... Rupert!'
Mam begint te huilen… het oorverdovend luiden van de klok doet alle metaalgrijsblauw om mij heen barsten... ineenstorten als loslatend glazuur van een taart… ik stort mee in...

Een engel… hij kijkt me aan… achter hem een stralende, lichtblauwe lucht… de bovenleidingen van de tram… het gezicht van een vrouw verschijnt naast hem… haar mond lijkt wat te zeggen maar ik hoor niets... ik voel alleen het gedender van de passerende tram over de brug… ik kijk naar rechts en daar staat nog een man… een Turk of een Marokkaan… een donkere medelander… ik kan ze nooit uit elkaar houden… met mijn telefoon aan zijn oor… hij buigt zich naar me toe... er komt een boodschap door…
'Het is je moeder'
Hij geeft mij de telefoon.
'Mam...'
'Gaat het lieve jongen?'
'Ik ben gevallen… wat is er gebeurt?'
'Papa ligt in het VU, hij heeft een scan gehad, in zijn hoofd heeft hij een gezwel ter grootte van een tennisbal. Kom je hier heen?'
‘Ja ok… het VU?'
'Nog wel ja, kom je?'
'Ja ja...'

Dat zeg ik dan wel maar ik was heel wat anders van plan… keuzes, prioriteiten stellen betekent ook anderen teleurstellen.... ik vind dat lastig want wat is belangrijker: je eigen weg volgen en je daaraan vast houden of je eigen belang laten varen voor het belang van de ander?... hier lig je dan op de brug… ik kijk om mij heen… mijn 'engel' is een gewone man die in gesprek is met een gewone vrouw… alhoewel gewoon...ze kijkt mij aan met haar bolle ogen… veel te groot die ogen als je het mij vraagt… dat is toch niet normaal… het lijkt wel of haar ogen elk moment uit hun kassen kunnen rollen… ik denk aan Mona Lisa… haar milde glimlach… haar exotische, donkere ogen waaraan geen licht lijkt te kunnen ontsnappen… haar volle lippen… haar donkere lange krullende haar… wie zijn zij die anderen?... wat moeten zij van mij?... of moet ik iets van hen?...

'Gaat het mijnheer?'
De vriendelijke medelander lijkt verder te willen… gelijk heeft hij...
'Ja, dank u wel.'
Het klinkt wat armoedig dit 'dank u wel'... ik zou hem wel geld willen geven… maar dat heb ik niet op zak… de man legt kort een hand op mijn schouder en vervolgt zijn weg over de brug… ik moet ook verder… ik moet ook doorgaan… maar ik kan niet alles tegelijkertijd… maar goed dat de tijd is uitgevonden… dan gebeurt tenminste niet alles tegelijkertijd… al lijkt het soms wel zo… de vrouw met de bolle ogen staart mij aan… het lijkt of die elk moment uit hun kassen kunnen vallen… bizar… met de beste wil van de wereld is dit niet een normale vrouw te noemen… ik denk weer aan Mona Lisa… aan haar handen die het fruit pakken alsof het edelstenen zijn...

zaterdag 4 februari 2017

Roman 2, het begin

TOTAL SENSE (engelse werktitel)


deel 1: De onbevlekte ontvangenis


Het zoemen houdt op en wordt na een korte pauze - ik kan precies één keer diep in- en uitademen -  gevolgd door een mechanisch klikken. Klik-klik-klik-klik, alsof er een serie portretfoto’s van mij wordt genomen. Ik houd mijn hoofd zo stil als mogelijk om geen bewegingsonscherpte te krijgen. Ik besef dat dit natuurlijk onzin is want ik lig hier niet voor een foto. Het is daarnaast niet zo moeilijk stil te liggen want mijn hoofd ligt door een band vastgeklemd aan een bed op rails met daarop twee zacht plastic kussens: het kan geen kant op. Mijn armen liggen los op het beweegbare bed en ofschoon ik mij rustig voel, wil ik haar vasthouden. Ze ligt naast mij op eenzelfde bed, wat gaat er door haar heen? Ik strek mijn arm naar haar uit en grijp haar klamme hand. Ik voel tranen in mijn ogen opwellen. Doen wij hier goed aan? Wat doen we eigenlijk? Dit kan heel anders.

‘We moeten stoppen. Ik krijg een melding van een storing.’
‘Gestopt. Wat is er aan de hand?’
‘Geen idee, dat gaan we bekijken, het speelt al heel lang, een genetisch defect denk ik.’
“Genetisch defect?” Ik wil omhoog komen maar wordt er aan herinnerd dat ik vast zit aan deze machine. Ik kan niet omhoog komen. In plaats daarvan grijp ik haar hand steviger vast waardoor het klamme van haar hand mij niet meer opvalt, mijn eigen hand is nu namelijk nog vochtiger dan de hare.
Langzaam, als zonder gewicht, draait de machine in de ruimte tot de twee operateurs zichtbaar worden achter hun luchtschermen: holografische - stem, manueel of gedachtengestuurde - projecties in de ruimte. Twee blauw gemutste dienaren van deze psychosynthetische coöperatie staren ingespannen naar de informatie op de schermen voor hen. Ze lijken er niet uit te komen want ze kijken elkaar kort niet begrijpend aan. Voor mij is
dat een teken om mijn hand op te steken en mijn vermoeden - ik voelde hier al niets voor - uit te spreken.

‘We willen wel even stoppen. Dan kunnen jullie even rustig uitzoeken wat er mis is.’
‘Nee, wacht u maar even. We zijn er zo uit dan kunnen we verder gaan.
’Ik wil niet verder. Maak ons los, alstublieft.’
De blauwe mutsen draaien zich geheel naar ons om. Vervolgens kijken de mutsen elkaar aan. Even is het stil. Dan zegt een mond onder een blauwe muts:
‘Zoals u wilt, natuurlijk.’
Het lijkt niet van harte te gaan maar de twee maken zich los van hun scherm. Ze lopen om het zwaartekrachtdispensatieveld van de machine heen en maken onze hoofden los van de steunen.
“Godsamme, over wie gaat het hier?” Ik help mezelf overeind en draai me direct naar Naome toe. Ze komt ook overeind en kijkt me met een blik aan die ik niet kan thuisbrengen. We zijn dan ook lichtjaren van huis en haar blik spreekt wat dat betreft boekdelen. Het is mij duidelijk: we moeten hier weg.
Maar dat gaat niet zomaar. We zijn op deze plaats, op onze eigen tijdlijn, door onze eigen projectie. We kunnen niet zomaar terug, we hebben deze stap bewust gezet, al wisten we niet wat deze stap precies zou inhouden.
Naome kijkt mij aan met haar donkere ogen. Het is niet te zien wat haar ras is, haar huid is licht gekleurd, er zit iets aziatisch, afrikaans, creools maar ook iets blanks in haar uiterlijk. Iets Slavisch? Mongools? Een uiterlijk dat een avontuurlijke bloedlijn verraad, het is niet te zeggen wat het dominante ras in haar genetische beeld is. Maar ik vind haar wonderschoon, onbegrijpelijk mooi.
Zo zal dat ook bij mij zijn. Twee niet meer thuis te brengen mix ups die elkaar gevonden hebben, nu ver van huis, in dit relatief nieuw bewoonde deel van het universum. Zou deze mix up als een genetisch defect gezien kunnen worden door de scan bij deze coöperatie?
‘Mogen wij even samen overleggen?’
‘Overleggen?’
Een blauwe muts schijnt het niet te begrijpen.
‘Privé, bedoel ik.’
‘Ok ja, wij moeten ook even overleggen. Dan kunnen we analyseren waar die verstoring vandaan komt.’

Wie zwijgt stemt toe, ik weet ook niet wat te zeggen, dit voelt helemaal niet goed, waarom doen we dit? Wat een idioterie. Ik probeer mijn ademhaling regelmatig te houden, dat valt niet mee. Er worden een aantal commando’s op het luchtscherm ingevoerd. De machine komt tot rust en zakt op de vloer. Ik stap af en help vervolgens Naome van het bed af. Ik voel mij wankelen, licht in mijn hoofd.
‘Hoe gaat het met je?’, vraag ik aan Naome.
‘Ja prima… denk ik. En met jou? Je ziet wat bleekjes’
‘Kom, we gaan even wat drinken hiernaast.’

woensdag 13 april 2016

pagina 91, MONA PELAGIA, roman 1


Rupert loopt naar de toiletten.
Een jongetje van vier, vijf jaar probeert te plassen in het urinoir maar het is net te hoog voor hem. Zijn gulp is open, hij heeft zijn piemel er al uit gehaald en probeert op zijn tenen balancerend over de rand van het urinoir te komen.
‘Zal ik je optillen?’
Het jongetje kijkt hem aan en knikt. Rupert pakt hem onder zijn oksels en tilt hem op. Het jongetje plast. Als het jongetje klaar is laat Rupert hem weer zakken en bergt het jongetje zijn zaakje op.
‘Mannen moeten elkaar een beetje helpen, toch?’
Het joch zegt niets en wil weg lopen.
‘Moet je je handen niet wassen?’
‘Ik ben al vijf hoor.’
‘Oh, dan hoeft het niet meer?’
‘Nee, dan ben je groot, dan mag je het zelf weten.’
Rupert maakt een boksvuist en houdt deze voor de jongen. Het joch bokst tegen de vuist en loopt het toilet uit.

Rupert neemt plaats voor het urinoir, doet zijn gulp open en moet opeens hardop lachen als hij denkt aan wat het jongetje zei: als je vijf bent ben je groot en mag je zelf bepalen wanneer je je handen wast.
“Ik ben zevenentwintig. Mag ik bepalen wat ik zelf wil en niet wil?”
Terwijl hij deze vraag aan zich zelf stelt kijkt hij in het spiegeltje dat aan de wand voor hem hangt. Donkere lokken haar hangen voor zijn ogen. In het summiere licht van het toilet kan hij zijn ogen nauwelijks zien. De plas wil niet komen. Hij ademt diep in en uit.
“Relax Rupert.”
Hij vraagt zich af wat zijn drama is. Hij zal straks toch iets moeten vertellen aan Lena. Misschien moet hij haar vertellen over zijn knalheldere hallucinaties? Zijn onontkoombare fantasieën en waanbeelden? Is dat dramatisch genoeg? Hij kijkt naar beneden, naar zijn lid in zijn hand. Waarom komt de plas niet? Hij voelde net toch echt aandrang.

Hij denkt aan toen hij vroeger thuis als klein jongetje door zijn moeder op het toilet werd gezet om te plassen. Als er dan geen plas kwam deed zijn moeder het kraantje naast de wc aan op een klein straaltje en maakte ze een sissend plas geluid: pssssssst. Hij boog zich dan voorover om zijn voetjes te pakken. Hij luisterde naar het lopende water in het fonteintje. Dan kwam de plas wel. Door deze herinnering begint hij nu ook echt te plassen. Het werkt nog steeds.